
Jurisprudentie
BB5171
Datum uitspraak2007-10-03
Datum gepubliceerd2007-10-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers223883 \CV EXPL 07-1117
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2007-10-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers223883 \CV EXPL 07-1117
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Schilderwerkzaamheden, verzuim en in gebreke stellen.
Opdrachtgever had schilder schriftelijk in gebreke moeten stellen en hem een termijn moeten gunnen om de gestelde gebreken te verhelpen. Dit heeft opdrachggever niet gedaan zodat opdrachtgever niet bevoegd was de overeenkomst te ontbinden. Opdrachtgever moet schilder voor geleverde werkzaamheden betalen.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Sneek
zaak-/rolnummer: 223883 CV EXPL 07-1117
vonnis van de kantonrechter d.d. 3 oktober 2007
inzake
[X],
hierna te noemen: [X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Bleeker,
tegen
1. [Y1],
wonende te [woonplaats],
2. [Y2],
wonende te [woonplaats],
hierna in enkelvoud te noemen: [Y],
gedaagden,
procederende in persoon.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [X] gevorderd om [Y] te veroordelen tot betaling van € 3.671,03 met rente en kosten.
[Y] heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [X] en [Y] zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
De feiten
Als gesteld en erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1. [X] heeft in of omstreeks december 2005 schilderwerk verricht in de woning van [Y], welke werkzaamheden door [X] zijn afgerond op 14 december 2005.
2.2. [X] heeft zijn werkzaamheden en de daarbij door hem gebruikte materialen bij [Y] in rekening gebracht met een factuur van 28 maart 2006 ten bedrage van
€ 3.052,81. [Y] heeft deze factuur, ondanks diverse aanmaningen door zowel [X] zelf als door diens gemachtigde, niet betaald.
Het standpunt van [X]
3.1. [X] vordert betaling van zijn factuur van 28 maart 2006, vermeerderd met
€ 450,00 wegens door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten en met € 168,22 wegens tot aan de dagvaarding vervallen wettelijke rente.
3.2. In reactie op het na te melden verweer van [Y] heeft [X] aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om de werkzaamheden te controleren en om zonodig herstelwerkzaamheden uit te voeren. Voordat hij door [Y] in kennis werd gesteld van de beweerdelijke gebreken, was al het schilderwerk al overgeschilderd door een andere schilder.
Het standpunt van [Y]
4.1. [Y] stelt dat hij twee keer met [X] heeft afgesproken dat deze langs zou komen om naar het schilderwerk te kijken, te weten op 30 december 2005 en half januari 2006, maar dat [X] deze afspraken niet is nagekomen. Begin februari 2006 heeft [Y] een andere schilder in de arm genomen, [Z], die tot de conclusie kwam dat er niet goed geschuurd was en dat het lalmuurwerk niet goed of helemaal niet gebeurd was. Door [Z] zijn de deuren helemaal kaal gehaald en ook de rest is helemaal opnieuw geschuurd, geplamuurd en geverfd (grondverf en lak). Dit heeft meer dan € 4.800,00 gekost. [Y] wil [Z] als getuige in deze zaak oproepen.
De beoordeling van het geschil
5. [X] en [Y] zijn destijds met elkaar overeengekomen dat [X] tegen betaling schilderswerkzaamheden in het huis van [Y] zou uitvoeren, onder bijlevering van materialen. Dit is tussen partijen niet in geschil. [X] heeft vervolgens ook geschilderd en hij heeft daarvoor aan [Y] een rekening gestuurd. Op grond van de overeenkomst tussen partijen rust op [Y] in beginsel de verplichting om die rekening aan [X] te betalen. [Y] heeft echter niet betaald omdat -samengevat- [X] geen goed schilderwerk zou hebben geleverd. [Y] procedeert in persoon en hij heeft aan zijn stellingen en weren geen juridische kwalificaties meegegeven. De kantonrechter begrijpt het verweer van [Y] echter aldus dat hij zich beroept op een tekortkoming van [X] omdat deze geen goed schilderwerk heeft geleverd, welke tekortkoming een grond oplevert voor ontbinding van de overeenkomst. Door die ontbinding zou [Y] dan bevrijd zijn van zijn betalingsverplichting.
Dit verweer wordt echter om de volgende redenen verworpen.
In artikel 7:265 Burgerlijk Wetboek (BW) is ondermeer bepaald dat de bevoegdheid om een (wederkerige) overeenkomst te ontbinden wegens een tekortkoming pas dan ontstaat wanneer de schuldenaar (in dit geval is dat [X]) in verzuim is. In een situatie als die waarop dit geschil betrekking heeft betekent dit dat [Y] [X] in gebreke had moeten stellen met een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn was gegund om de gebreken aan het schilderwerk te herstellen. Bij het uitblijven van herstel na zo'n in gebrekestelling, treedt het verzuim in.
In deze zaak kan er echter niet van worden uitgegaan dat [X] in gebreke is gesteld. Weliswaar heeft [Y] aangevoerd dat hij tot twee keer toe telefonisch een afspraak met [X] heeft gemaakt, welke afspraken [X] niet zou zijn nagekomen, maar [X] heeft dit ontkend. Waar de wet stelt dat het ingebrekestellen moet gebeuren bij een schriftelijke aanmaning, hetgeen niet het geval is geweest, en [Y] geen bewijs heeft aangeboden van de beweerdelijke afspraken, terwijl hij evenmin inzicht heeft gegeven in zijn bewijsmogelijkheden, moet het er in deze zaak voor gehouden worden dat [X] niet in gebreke is gesteld. Dit heeft tot gevolg dat hij niet in verzuim is geraakt en daarmee staat vast dat [Y] niet bevoegd is geweest om de overeenkomst te ontbinden.
In deze zaak hebben partijen nog wel met elkaar gecorrespondeerd, maar toen was het schilderwerk al overgeschilderd door een andere schilder. Om die reden kan die correspondentie niet alsnog een geldige ingebrekestelling opleveren.
Omdat de overeenkomst niet wegens een tekortkoming is ontbonden, is [Y] gehouden om zijn verplichtingen uit die overeenkomst na te komen. Dat wil zeggen dat hij moet betalen.
Hieraan doet niet af dat [Y] ook een andere schilder heeft laten werken die hij ook moet betalen. Dat komt voor risico van [Y], omdat hij met die andere schilder in zee is gegaan zonder eerst de zaak goed met [X] te regelen.
Ook de schade die [Y] zegt te hebben geleden als gevolg van de slechte prestatie van [X] is in dit geschil niet van belang. In de eerste plaats niet omdat [Y] in dit geding geen schadevergoeding heeft gevorderd bij wijze van tegenvordering. Maar ook komt hem geen beroep toe op een verrekeningsbevoegdheid -voor zover een dergelijk beroep al in de stellingen van [Y] gelezen zou kunnen worden- omdat de gegrondheid van een dergelijk beroep in deze procedure niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Daarvoor heeft [Y] ook veel te weinig aangevoerd met betrekking tot de beweerde schade en de hoogte er van.
Dit alles leidt de kantonrechter tot de conclusie dat [Y] de rekening van [X] dient te betalen. De daartoe strekkende vordering van [X] zal dan ook worden toegewezen.
Ook de vorderingen tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen. Tegen deze vorderingen, die de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, is door [Y] geen verweer gevoerd.
Tenslotte zal [Y] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [Y] tot betaling aan [X] van een bedrag groot € 3.671,03 (zegge: drieduizend zeshonderd éénenzeventig euro en drie cent) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.052,81 vanaf 11 juni 2007, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [Y] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 350,00 wegens salaris en op € 274,85 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 73